Nusa Ina

Moedereiland Ceram

Nusa Ina Pulau Ibu

Moederland. Het eiland Ceram.

Nusa Ina staat voor moederland of moedereiland. Omdat volgens de overleveringen de oorspronkelijke bevolking van de Molukse Archipel hier op Ceram haar bakermat had. Met een oppervlakte van rond 10.625 km2 is het toevallig het grootste eiland van die archipel op het zuidelijk halfrond. Het is dus ten zuiden van de evenaar gelegen, om juist te zijn, tussen de 127 en 131 graden Oosterlengte en de 2 en 4 graden Zuiderbreedte. In de lengterichting strekt het zich met een lengte van een dikke 350 kilometer evenwijdig aan de Evenaar uit en op haar breedste punt meet het ongeveer een kilometer of 80.

In tegenstelling met Nederland, dat met z'n 10.840 km2 maar één bult heeft - ergens in de provincie Limburg - die in de buurt komt van 500 meter boven de zeespiegel, is Ceram overdekt met een imposant bergmassief - hier en daar zelfs tot in zee lopend - bestaande uit ontelbare hoge pieken doorsneden met diepe ravijnen. De hoogste berg van het eiland, de gunung (berg) Binaya, torent maar liefst 3.020 meter boven de zeespiegel uit, op de voet gevolgd door de Murkèle met 2.750 meter en de Sapolewa met 2.565 meter. Alle drie gelegen in het centrale bergland van midden Ceram.

Ook West/Ceram, het zogenaamde `drie rivieren gebied`, waarmee gedoeld wordt op de in die streek stromende - Ceramese mythologie vermaarde - rivieren Eti, Tala en Sapalewa, heeft een behoorlijk hoog gebergte met toppen van 1300 - en 1400 meter. Hieronder moet zich de legendarische moederberg ULTAE INAI bevinden op een geheime en verboden plaats in de buurt van het dorp Manusamanuè, wiens bewoners de traditionele bewakers zijn van het bovenop de berg gelegen erf PATA PATAIA waar de heilige waringinboom Nunu Saku (Nunu=waringin saku=zijrivier van de Sapalewa, ook: vierkant of schuilplaats) groeit. Dit gebied zit trouwens vol met mythologische plaatsen, zoals bijv. de Gunung Salahua. Een ruim 1300 meter hoge berg tussen de Waé Tala en de zuid kust.

Deze berg is volgens de legenden de plaats waar de zielen van onze voorouders zich verzamelden alvorens voor het aangezicht van het Opperwezen te verschijnen. Het zo geheten "dodenrijk" onder supervisie van de godin, Mulua Satene. De Salahua is de tegenhanger van de berg Salahutu, de Geestenberg, op het eiland Ambon. En wat te denken van de 800 meter hoge Hatu Hutu. Een berg die je kunt vinden in het stroomgebied van de Waé Uweh tussen Ahiolo en Elpaputih (Paulohi-Samasuru) en eigenlijk Tamena Siwa heet. De dansplaats waar de legende van het meisje Hainuwele zich afspeelde en de Pata Siwa - de negengroep - ontstond. Zo kunnen we nog wel even doorgaan, maar we zullen volstaan met je mede te delen dat al dit gebergte niet vulkanisch is.

Zoals je op de kaart ziet, bestaat het eiland Ceram in feite uit twee delen nl: het schiereiland Hoamoal en het hoofdeiland. De Heren Zeventien, je weet wel, zie zeventien knapen van de VOC, spraken in de 17e eeuw van "Klein Ceram" en "Groot Ceram". Dat kleine Ceram (>Hoamoal) wordt van het grote gescheiden door een grote baai Teluk Piru genaamd. Zo'n 60 km oostelijker bevindt zich de Elpaputih-baai. Voor ons belangrijk omdat aan haar oostelijke oever het dorp Makariki is gesitueerd en tegenover de monding van de baai - in zuidwestelijke richting - men het eiland Saparua aantreft met op haar Noordkust Makariki's Pela, het dorp Itawaka. Nog verder naar het oosten vindt men de derde baai, die door de VOC de "Bocht van Laimu" werd genoemd, maar later de naam Tuluti-baai kreeg.

Deze Tuluti-baai is de toegangspoort tot het Manusela-gebied, in augustus-september 1987 het doelwit van een wetenschappelijk expeditie waarbij op de flanken van de Gunung Binaya een Engelse fotograaf om het leven kwam. In diezelfde baai mondt - tussen de dorpjes >Yaputih en Hatu - een riviertje uit met de naam Makariki, aan wiens oever zich voor de tweede wereldoorlog een landbouwonderneminkje met die naam een concessie had verworven. De onderneming zal inmiddels wel ter ziele zijn en de concessierechten verlopen, maar het riviertje is er nog alhoewel het afgezien van de naam niets met onze negeri te maken heeft. Aan de oostkust van Ceram zit een deuk die bekend staat als de Waru-baai, beschermd door het eilandje Parang. Dan rest ons als laatste de Baai van Sawai of Saléman-baai aan de noordkust, bijna direct noordelijk van Makariki. De baai dankt haar naam aan de twee gelijknamige dorpen Sawai en Saléman aan haar oever. De Saléman-baai verdient ons inziens de voorkeur, alhoewel we niet kunnen ontkennen dat hierbij sprake is van bepaalde chauvinistische motieven omdat het dorp Saléman ook al een Pela is van Makariki is.

Het eerder genoemde bergmassief veroorzaakt nogal wat regen. Dat hemelwater vormt duizenden rivieren en riviertjes die, voor zover ze geen bron of "mata-air" hebben, in de droge tijd geen drop water bevatten. Begint echter de regentijd - het kan soms etmalen achtereen neer plenzen - dan vormen zich woeste stromen die met donderend geweld richting zee spoelen. In noordelijke- of zuidelijke-richting al naar gelang ze zich noordelijk of zuidelijk van de waterscheiding - de bergrug- bevinden. Een aantal grote rivieren maakt op genoemde richtingen een uitzondering en stroomt in westelijke- of oostelijke-richting. Zoals bijv. de Eti en de Tala in West-Ceram; de Ruata (Makariki's rivier), de Sapalewa en de Kua in Midden-Ceram; de Waé Bobot (in de koloniale tijd ook bekend als de Jan Kompanie-rivier) en de Waé Masiwan in Oost-Ceram.

Al die rivieren zijn met een bootje zo goed als onbevaarbaar, buiten de paar kilometer aan de benedenloop. Vandaar dat de alfoer zijn toevlucht zocht in het gebruik van de gosepa - het vlot - dat van boomstammen werd vervaardigd. Naast de bergen zijn er, tegen de verwachting in, toch ook nog een paar vlakke stukken, o.a. naar de noordkust ten oosten van Wahai. Ook bij de grote rivieren zijn er veelal behoorlijk grote stukken vlak land, die zich soms vele kilometers landinwaarts voort zetten. Een goed voorbeeld hiervan is Makariki, gelegen in de delta van de Ruata rivier, waar je eindeloze kilometers moet sjouwen alvorens je wat hogere grond bereikt, laat staan als je de bergen in wilt.

Makariki's uitzicht van zuid (links) naar noord (rechts)

Klik op de foto voor een vergroting
Elpaputih-baai
Teluk Elpaputih
Lalo'ono Elpaputi

Klik op de foto voor een vergroting
Lumete gebergte
Gunung-barisan Lumut
Ulat-e Lumut-e

Op het eiland komen ook een aantal meren voor, die men aanduidt met de naam Tifu of Tibu. Op Hoamoal bevindt zich een groot meer en aan de noordkust bij Hatumuru het Tibu Tapala mag er ook best wezen. Ten oosten van de Wahai tref je het Aséla-meer aan. Overal elders zijn er tientallen kleine bergmeertjes. Een kilometer of negen oostelijk van Amahai vindt je op een hoogte van 150 meter boven de zeespiegel het meertje Tibu Ala. Het meer is echter zo goed als dicht gegroeid met één of andere waterplant.

Nu we het toch over begroeiing in het water hebben, is het op z'n plaats om de zeetuinen bij de Pulau Tujuh-eilanden - aan de noordkust - te memoreren. Ze bestaan namelijk uit schitterend gekleurde koraalriffen waartussen een groot aantal - ook alweer gekleurde - vissen en visjes zwemmen. Een uniek gezicht. De Pulau Tujuh-eilanden waren in de dagen onzer voorouders schuilplaatsen voor zeerovenden Papua's uit de Raja Ampat Archipel. Overigens is het opmerkelijk dat de naam Tujuh aanduidt dat er zeven eilanden moeten zijn, terwijl er in feite slechts zes zijn. Maar misschien moet het rif Lessi (Lessin=resultaat) als eiland worden meegeteld.

Over heel Ceram verspreid zijn er grotten te vinden, waarvan de meeste vroeger fungeerden als schatkamer van de Alfoeren. Eén ervan gaf zijn naam aan het dorpje Liang aan de noordelijke oever van de Elpaputih-baai. Het woord "liang", synoniem voor "riang", betekent grot. Voor de goede orde tekenen wij aan dat de grot vrij ver van het strand in bergen ligt. Het dorp werd namelijk later naar de kust verplaatst en de grot bleef daar waar hij door de Schepper was geplaatst.

Dat die Schepper ook voor onverwachte verrassingen zorgt, blijkt uit het feit dat bij de aardbeving van 1899 een groot zwaar rotsblok voor de ingang van een grot aan de Tuluti-baai, tussen de dorpen Laha-serani en Hunessi, werd geschoven zodat de groot niet meer toegankelijk is. Dat is bijzonder onaangenaam omdat in die grot de gehele harta (schat) van de Soa Walalohun is verborgen. Een harta die zou bestaan uit antieke porseleinen borden - zgn. Mamola's - en kleine kanonnetjes - Lila's genaamd - die men in "tempo doeloe" op de schepen gebruikte.

Wat betreft delfstoffen of mineralen kunnen we kort zijn omdat er eigenlijk maar weinig serieus onderzoek naar is verricht. In Oost-Ceram nam ten zuiden van het plaatsje Bula wordt al een aantal decennia aardolie gewonnen, maar daar houdt "the mining" vandaag de dag mee op. Bij het dorp Sanahu aan de westzijde van de Elpaputih-baai, zijn jodium en ijzerhoudende bronnen, maar men doet er niets mee. Vermoedelijk zijn ze niet te exploiteren. Hetzelfde is het geval met de edele metalen zoals goud. Te kleine hoeveelheden voor een rendabele exploitatie. De vegetatie of begroeiing op Ceram is wat je noemt weelderig. Het eiland is bedekt met bossen, regenwouden en echte onvervalste jungle of oerwoud.

In die bossen vindt je vele boomsoorten waarvan een groot aantal geschikt is voor de triplexfabricatie en andere die speciaal gezocht worden als timmerhout. Er is een begin gemaakt met de houtexploitatie ten behoeve van de triplexfabricatie, waarvan dat aan de noordkust bij Wahai in redelijke hoeveelheden wordt afgevoerd naar een fabriek in Batu Gong, achter Passo en Ambon. Met de winning van hout bij Makariki is nog maar net begonnen. Het betreft hier een Japanse investering. Er zijn onderhandelingen gaande t.a.v. de oprichting van een triplexfabriek in het sagoareaal van Makariki. Waarom de keus op het sagoareaal is gevallen en niet op de bouwrijpe grond van de nooit gebouwde suikerfabriek is niet geheel duidelijk.

In het stroomgebied van de Ruata vindt men de PATOLA-boom, niet haar naam te danken heeft aan haar lichtgroene schors met daarop grijze en roze vlekken, waardoor je aan een slangenhuid moet denken. Daarnaast heb je de GUFASA-boom. Dé favoriete houtsoort voor de bouw van een arombaai en de prauw-bèlang. De KAYU-PUTIH boom - producent van de bekende olie - komt hoofdzakelijk op Hoamoal voor, evenals de cenkgeh-boom (kruidnagelboom), de oorzaak van veel ellende gedurende het VOC-tijdperk. De laatste boom zagen we wel in de buurt van Makariki en Amahai-Soahuku, maar er werd meteen bij verteld dat de grond in deze contreien ongeschikt is en bomen na een aantal jaren verdrogen en geen vrucht meer dragen.

Een zegsman uit Soahuku verzekerde ons dat dit nonsens is en de bomen in zijn negeri een leeftijd van 20 jaar hebben bereikt en nog steeds een rijke opbrengst geven. De DAMAR-boom, leverancier van de KOPAL (harssoort), kom je over het hele eiland tegen op een hoogte van 500 tot 1500 meter. Op een kleine 15 km noordoostelijk van Makariki ligt een COT (tjot=bergtop) genaamd ULAT WAMALESI. In de volksmond aangeduid met DAMAR-berg. Een andere boom die ook overal tegenkomt is de AREN-palm.

Een bijzonder specimen als je bedenkt dat dit boompje Cerams equivalent is van onze Oranjeboom en Heineken. De palm levert namelijk de veel bezongen SAGERU (saguweer). Trouwens met een iets ander destilleringsproces stookt men er ook koolwater van. De tegenhanger van het product der heren Bols en Bokma. Als je in dat laatste spul de foetus van hert bewaart - zo gezegd op sterk water zetten - krijgt je dé nationale drank van de Molukken ANAK RUSA, dat je kunt vertalen met HERTENJONG. Een drankje met een luisterrijke smaak. Bezijden de sterke drank is die palm bovendien leverancier van de GAMUTU, een zwarte vezel. In het Indonesisch heet het IJUK - waar men o.a. touw van draait en bezems van maakt. Een ander soort palm is de SAGO-palm die in een aantal variëteiten op Ceram te vinden is en het Molukse volksvoedsel vertegenwoordigd. Makariki ontleent er haar naam aan. RIKI=sagopalm; MAKA=rijp, volgroeid). Buiten alle mogelijke vruchtbomen kennen we natuurlijk de klapperboom, in Makariki zijn er twee soorten. De traditionele hoge klapperboom en de veel kleinere en sneller vruchtdragende kokosnootboom, de HEBRIDE

Klik op de foto voor een vergroting
Het kledingmagazijn:
Tjidako-boom
Pohon Cidaku
Mala-i

Klik op de foto voor een vergroting
Drankwinkel:
Aren-palm
Pohon Aren
Nauwalo

Klik op de foto voor een vergroting
Het voedsel:
Sago stoel
Mata Sagu
Ripiawono

Klik op de foto voor een vergroting
Het voedsel:
Sago kloppen
Pukul sagu
Hia pauro

De genoemde bossen herbergen weliswaar geen grote verscheidenheid aan diersoorten, maar toch mogen we niet mopperen. In de buurt van Makariki kwamen tot voor kort grote kudden herten voor, die zich thans door de oprukkende beschaving steeds verder terug trekken. Daar is het wilde varken, een geliefkoosde jachtprooi, en de kasuaris, een klein soort struisvogel. De Molukse eigenaar van een eethuisje in Fak-Fak - Irian Jaya - hier er één als huisdier. Deze vogels leggen eieren - de vrouwtjes, de mannetjes niet - met een lengte van wel 18 cm en een dikte van ca. 8 cm., dus wat je noemt een compleet ontbijt, hoewel we nog nooit iemand hebben ontmoet die een dergelijk ei had geconsumeerd.

Wel de zeer gezochte eieren van de maléo, een bos- of strandkip. Er zijn namelijk twee soorten. De boskip legt haar eieren in grote hopen bladafval, waarin - door broei - een dusdanige warmte ontstaat dat de eieren worden uitgebroed. De strandkip, al even beroerd als de boskip om haar eieren zelf uit te broeden, begraaft ze ongeveer 30 tot 40 cm diep, in het zand, waar ze dan door de zonnewarmte uitkomen. Een kusu of kus-kus is een buideldier, een nachtdier, een soort boombeertje met een vrij lange staart die als vijfde poot wordt gebruikt bij het beklimmen van bomen.

We kennen ook een musang, een civetkat ter grootte van een vos en evenals deze verzot op kippen. Vliegende honden, in het Indonesisch spreekt men van Kalong en in het Moluks van Paniki, lijken wat op flink uit hun kracht gegroeide vleermuizen. Ze komen in ontelbare hoeveelheden voor, zeker daar waar vruchtbomen zijn. Het zijn namelijk vruchteters en in geen geval vampieren, en als wildbraad en delicatesse van de Ceramese keuken. De soorten duiven hebben we niet geteld, maar het zijn er velen. De dieren voeden zich hoofdzakelijk met noten met een speciale voorkeur voor de kenari-noot. Aan papagaai-soortige vogels is ook al geen gebrek. Het zijn er zo'n stuk of elf, waaronder een spierwitte en een vuurrode kakatu. De grootste vogel is de jaarvogel en de intelligentste het orakel van de Alfoer - de KUHEBA - die in de Alfoerse mythologie bekend staat als de onvangbare adelaar, symbool van waakzaamheid en trouw. De zwaluwen - die eetbare nestjes produceren - hebben we voor het laatst bewaard, alhoewel we best een paar gevederde vrienden zullen zijn vergeten, maar ja wie daar op let is een kniesoor.

Slangen zijn er op Ceram in vele varianten, maar als troost delen we je mee dat slechts één ervan giftig is en die tref je alleen aan in de alang-alang. Er zijn een tweetal wurgslagen die je rustig reuzenslangen kunt noemen - pythons - de legendarische PATOLA is er namelijk in twee uitvoeringen, een zwarte en een gele. Een kaki-empat (vier poten) is een soort hagedis. Het beest ziet er vrij onsmakelijk uit en kan ongeveer 30 cm lang worden en is nogal agressief en daarom er gevreesd terwijl hij in feite volkomen ongevaarlijk is. Er zijn ook hagedisachtigen met een lengte van één meter en meer, bijvoorbeeld de leguaan en de soasoa, waarvan de laatste uitstekend eetbaar is en zelfs lekkerder smaakt dan kip.

Dat brengt ons in herinnering dat we in gezelschap van de bestuursambtenaar Mick Kesaulia in het dorp Koda (Irian Jaya) de gast waren van guru Titiheru, de vader van tante An Brouwer-Titiheruw, waar we hebben zitten smullen van een fors zoutwater krokodil. Het smaakte voortreffelijk. Over krokodillen gesproken, alle rivieren op Ceram - zonder steenachtige bodem - worden in de monding onveilig gemaakt door grote aantallen van die reptielen, in het bijzonder de Waé Ruata, Waé Pia en Waé Tala, allen uitmondende in de Elpaputih-baai. Deze buaya's (krokodillen) voeden zich weliswaar met vis maar zijn zeker niet vies van een boutje mensenvlees. Wij kenden tenminste een krokodillenjager met één arm. De andere had hij per abuis in een krokodillenmuil gestoken.

Ben je een liefhebben van vis, zit je op Ceram, in het bijzonder in Makariki, gebakken. Om mee te beginnen is er een menigte grote garnalen die ver de rivieren op zwemmen. Dan heb je krabben die de liefelijke gewoonte hebben om klapperbomen - die hoge, waarbij 25 meter geen uitzondering is - te beklimmen, vervolgens de kokosnoten met hun scharen afknippen zodat ze naar beneden vallen, daarna afdalen en de noten in de schaduw van de boom consumeren. De ikan-babi (varkens vis) is een soort potvis en heet bijzonder verkikkerd te zijn op inktvis, sontong of ook wel cumi-cumi genaamd, die op haar beurt in de maanden februari en september bij zeer lage eb, de zgn. meti-barat, een prooi wordt van de visserslui.

We zijn er nog lang niet, want je hebt nog meer vissen zoals: ikan nasi, ikan parang, keluyu (verschillende soorten haaien), bubara, tongkol etc. tot en met de duyung, een zeekoe. Op dit moment bestaat er in Makariki een industrietje, dat olie wint uit de lever van de keluyu tbv de cosmetica industrie in Japan. De haaien vangt men in de Elpaputih-baai. Heb je wel eens saté van duyung gegeten? Nee? Dan is dat jammer en heb je wat gemist, want omdat het vlees van zo'n beest (zoogdier) lijkt op dat van een rund en ook totaal geen vissmaak heeft is het wat je noemt: SEDAP!!. In de maanden maart-april, drie dagen na volle maan, komt de LAOR, het achterste deel - met eierstokken - van het lichaam van de PATOLA-worm. De zee licht er helemaal van op en zodra het donker is gaat de hele gemeenschap met fakkels en schepnet het rif op en dan .... scheppen maar jongens. Zelfs Rumphius, Ambons geleerde uit de VOC-tijd, vond ze lekker aldus zijn eigen woorden.

Insecten zijn er ook volop, vanaf kevers die een hele klapperboom opvreten tot aan de ULAR SAGU (letterlijk: sago-slang), witte keverlarven van ongeveer van een centimeter of vier en vol gevroten met het merg van de sagopalm wel bijna vingerdik. De ular sagu wordt zowel rauw als geroosterd gegeten en lekker zijn ze, zeker weten. Van muskieten heb je in Makariki niet zoveel last, maar er zijn plaatsen met agas of merutu's, zeer kleine met het blote oog nauwelijks waarneembare steekvliegjes die geducht hinderlijk en pijnlijk kunnen zijn. Verder heb je nog karetschilpadden, zwaard- en zaagvissen en niet te vergeten honderden prachtige vlinders. Misschien zijn we nog we gewassen en een paar binatangs vergeten, dat is dan jammer maar dan moet je zelf maar gaan kijken.

Over het klimaat van Ceram - tropisch natuurlijk - kunnen we kort zijn, het is goed. Maar om je er toch een beter idee van te geven vind je hier onder een overzicht met de gemiddelde temperaturen en kun je zelf oordelen.

's ochtends 06.00u 26° C
's middags 12.00u 30°-31° C
's avonds 18.00u 28° C
's nachts 24.00u 18° - 20° C

Bovenstaande temperaturen zijn in Makariki aan de kust gemeten, ga je de bergen in krijg je lagere temperaturen en dat is natuurlijk afhankelijk van de hoogte boven de zeespiegel waaar je zit.

In het onderstaand overzichtje hebben we de regenval uitgedrukt in een diagram, gescheiden in regendagen en de neerslag in milimeters per maand. Daarnaast hebben we ook nog een windroos samengesteld waar de moesons's of jaargetijden op zijn aangegeven. Zoals je ziet is niet alleen de temperatuur maar ook de neerslag een tikkeltje anders dan in Nederland.

Klik op de tekening voor een vergroting
In de Elpaputih-baai heersen de hieronder genoemde jaargetijden, aangegeven in, respectievelijk: Nederlands, Indonesisch en Makariki's eigen taal.

maanden/bulan - Nederlands
- Indonesisch
- Bahasa tanah
mei - augustus - oost moesson
- musim timur
- Ieyala
juli - augustus - mannelijk oost *
- timur lelaki
- halao menano
september - oktober - kentering
- barat muda
- halo menano
november - februari - west moesson
- musim barat
- halaolo
januari - maart - noord moesson *
- musim utara
- suauro haano
maart - april - kentering
- timur muda
- ieayo menano

* = lokale aanduidingen en elders in Indonesië niet gebruikelijk.

Tijdens de oost moesson - de regentijd - waait er een felle zuidoostelijke passaatwind, waardoor de zee onstuimig blijft en dag en nacht een zware branding op de kust beukt. Is de moesson op zijn hoogtepunt dat regent het gedurende het gehele etmaal zonder ophouden. Deze periode noemt men de Timor laki-laki, de mannelijke oost. De overgang - kentering- van de natte naar de droge tijd is de geboorte van de west moesson en wordt de barat muda - jonge west - genoemd. Gedurende deze kentering loopt de wind van het zuidoosten om naar het zuidwesten en blijft het zeer krachtig waaien. In de west moesson, de droge tijd, loop die wind steeds verder om naar het westen en het noordwesten.

Eindelijk gaat de wind nu geregeld liggen en krijg je 's nachts een van de bergen komende landwind, de sibu-sibu of om inde streektaal te spreken: de SUAUROLO. Dit is tevens de tijd dat er soms door een plotseling opstekende zuidwesten wind de zogenaamde BARAT DAYA ontstaat. Een geweldige branding. De mensen in Makariki noemen dat HALAPOPO. Menige prauw is het slachtoffer van dit fenomeen geworden en leed schipbreuk. Zoals je vrij duidelijk in het diagram kunt zien is er geen sprake van een uitgesproken droge tijd, omdat de maanden tussen oktober en maart gemiddeld toch altijd nog een dikke acht regendagen per maand tellen. Er is dan ook vaak een gesloten wolkendek met een relatief hoge vochtigheidsgraad. De hygrometer geeft een jaarlijks gemiddelde aan van 91% relatieve vochtigheid, met een minimum van 81% en een maximum van 96%. En dat is niet niks.

Klik op de foto voor een vergroting
Klik op de foto voor een vergroting
Kentering van de jonge west. Oktober, de maand van de vliegende vissen. (1988)
Barat Muda. Bulan oktober
Halao menano. Hura keúrolo.

 


Makarikiwebdesign@2020. © L. Brauns