Rechtspleging
Sasi, dorps-sasi, matakau, poso
Sasi, dorps-sasi, matakau, poso
Letterlijk betekent het woord "sasi" verplichting, verbonden zijn. En dat
was nou precies wat de Alfoer wilde; verbonden zijn met zijn eigendom. Als
animist was het zijn vaste overtuiging dat alle dingen op dez aarde waren
bezield. Het viel hem dan ook in het geheel niet moeilijk zich in te denken
dat hij in staat was zichzelf gedeeltelijk uit zijn lichaam los te maken
en tijdelijk in een door hem - bijv. van takken - vervaardigd teken te verblijven.
Op die manier kon hij dus achterblijven bij het object dat hij als zijn
eigendom beschouwde, om het te bewaken om te voorkomen dat anderen het zich
- bij zijn afwezigheid - zouden toe eigenen. Nu wordt zoiets wel problematisch
al je veel bezittingen hebt, die bovendien nogal uit elkaar liggen. Maar
gelukkig waren er in die tijd een aantal bedreven koppen welke kans zagen,
middels bepaalde ceremoniën, de geesten der voorouders op te roepen
en bij de bewakingstaak te assisteren. Dat was een geweldig succes want
het bleek dat de opgeroepen NATURO AUPUO (geesten der voorouders) niet alleen
de eigendommen bewaakten, maar eventuele overtreders of dieven meteen bestraften.
Zo ontstond het SASI-teken.
Na de kerstening in de 17e eeuw kwam daar enigszins
de klad in en werd het meer en meer alleen maar een verbodsteken. Daar
moeten we wel bij zeggen, dat het teken ook nu nog wel iets anders wordt
ervaren dan het in Nederland gebruikelijke bordje "verboden toegang"
volgens Art. 461 van het Wetboek van Strafrecht. De sasi wordt hoofdzakelijk
(tijdelijk) gesteld in de maanden voor de oogsttijd. Dit om te voorkomen
dat onrijpe gewassen, o.a. vruchten en sago-bomen, voortijdig worden
geoogst of onrijp gekapt. Denkniet dat het euvel in de loop der eeuwen
afdoende is beschreven, helaas niet. Alle maatregelen ten spijt, kun
je in Makariki nog steeds geen rijpe durian eten. De bomen zijn er volop,
maar rijpe vruchten nop. Maar terug naar de sasi. Er bestaan vier soorten
namelijk:
1. Dorps-sasi
2. Particuliere-sasi
3. Justitionele-sasi
4. Koop-sasi (sasi babalian)
Dorps-sasi.
De sasi-negeri dorps-sasi) is eigenlijk in tweeën te splitsen.
a) te land, toepasselijk op alle soorten dorpsgrond
b) ter zee, toepasselijk op de "labuhan" en de "meti"
van het dorp.
Het verschil tussen de twee zit hem alleen in de tekens die gebruikt
worden bij het stellen en opheffen van de sasi. Bij a) worden ze zelfs
niet verwijderd maar laat men ze gewoon wegrotten. De sasi - het verbond
- wordt kenbaar gemaakt middels een TANDA-PELE
(tanda=teken, pele=belemmeren), een sasi-teken. Die dingen worden vervaardigd
van takken, rotan, gaba-gaba etc. Er zijn er die op een arombaai tikang
ikan (vis vangende prauw) lijken. Je hebt er ook waaraan het product
waarop de sasi betrekking heeft bevestigd is, bijv. klappers. Soms hangen
ze daar dan ook nog, een wit rotan gevlochten vlag en een stuk hout bij
op, een gong met klapper voorstellende.
Als naar de mening van de kepala kewan de tijd is gekomen om een sasi te
stellen, gaat hij in vergadering met de Saniri Negeri om bij de Tuan Tanah
zijn verzoek te laten inwilligen. Na een oké rukt hij de volgende
dag met zo'n zes tot twaalf anak-anak kewan uit, om de Tanda Pele te gaan
plaatsen. Daar zijn ze tot de middaguren mee bezig. Na het vallen van de
avond gaan ze er opnieuw op uit. Ditmaal echter, blijven ze in het dorp
om de inwoners in kennis te stellen omtrent de gestelde sasi. Dat is een
heel ceremonieel gedoe. Geopend met een dor de Kepala Kewan luidkeels uitgebrachte
TABAÜS (het roepen van de dorps-teun: SIWALETTE MAÄTITA, gevolgd
door een verhaal betreffende het hoe en waarom van de sasi, direct gevolgd
met het blazen op de TANURI (tritonschelp) door een anak-kewan. Hierop slaakt
de Kepala de kreet: "SASI o...o....oh." Door de anak-anak prompt wordt beantwoord
met "KONI ...o...o...oh." Dit ritueel wordt op alle vier hoeken van het
dorp herhaald, zodat een ieder wordt geacht op de hoogte te zijn. Men doet
dit overigens expres in de duisternis, om de geesten der voorouder er getuige
van te laten zijn. Bij het opheffen van de sasi, vindt praktisch hetzelfde
plaats, het enige verschil is de tabaüs, die na het noemen van de teun
een andere tekst heeft.
Bij overtreding van de sasi krijgt de dader een boete,
HAULERI, genaamd. Het is wel zo dat de dusun-gerechtigden - bevoegden zogezegd
- gedurende de sasi hun tuin mogen bezoeken. Dit geldt echter uitsluitend
voor onderhoud zoals wieden e.d. Vroeger moesten de dusun-bezitters
(dati-genoten) de rijpe afgevallen vruchten keurig naar de baileo brengen
waar ze dan bij de tiang (stijl) van zijn of haar dati werden bewaard.
Net zolang tot de sasi werd opgeheven, waarna het bewaarde fruit etc.
werd verdeeld. Hoe het thans in zijn werk gaat weten we niet, omdat
1. de SASI-NEGERI (volgens onze zegsman)
nog slechts sporadisch wordt toegepast en
2. er geen baileo met dati-stijlen meer staat.
Particuliere-sasi
Nog niet zo lang geleden werd er maar weinig van de particuliere -sasi
gebruik gemaakt. Dat kwam eigenlijk doordat een ander adat-systeem,
nl. de MATAKAU veel beter werkt. Het verschil tussen de beide systemen
is dat de sasi diefstal moet voorkomen en de Matakau na diefstal een
dader doet ontmaskeren. Tegenwoordig is het geloof in het laatste middel
sterk afgenomen en past men de particuliere sasi regelmatig toe. De
tekens, meestal niet meer dan een paar klapperbladeren om de boomstam
gebonden (zie foto's) werken hetzelfde als die van de sasi-negeri.
Dat betekent dat niemand - ook de naaste familie van de sasi-steller
niet - aan de bomen kan komen om iets te plukken. Alleen de steller
himself is in staat de sasi op te heffen. Overtredingen worden
gelijkelijk bestraft als die van de sasi negeri.
Boven en onder:
Tanda Pele van de particuliere sasi
Tanjung Lololau
|
|
Tanda pele van de dorps-sasi
Ruta (Amahei)
|
Justitionele-sasi.
Over de justitionele sasi kunnen we vrij kort zijn. Om te voorkomen dat de
belanghebbende in een geschil een aantal onherroepelijke feiten zou
kunnen plegen (bijv. het laten verdwijnen van bewijsmateriaal) terwijl
de zaak nog niet door de bevoegde autoriteiten is beslecht, stelde
men de sasi. Mogelijk wordt het middels thans niet meer door Justitie
toegepast.
Sasi babalian.
De sasi babalian, ook wel koop-sasi genoemd, vond als fenomeen alleen plaats
op het eiland Ambon. En dan nog slechts in dorpen waar geen Kewan-raad
aanwezig was. Het bestond in feit uit de tijdelijke uitbesteding van
de Kewan-bevoegdheden door de Saniri Negeri. De uitbesteding werd op
de jaarlijkse LELANG NEGERI , dorpsvendutie, gehouden. Hier werd ook het
verhuren van grond - en dati-rechten geregeld. Privatisering heet zoiets
tegenwoordig in Nederland waar het - in tegenstelling met de Molukken
- geen tijdelijk karakter heeft.
Stille kracht.
Bij het lezen van dit opschrift verwachten jullie misschien dat wij je een aantal
toverformules aan de hand doen, waarmee je een ieder die je niet aanstaat
op z'n minst enige onaangename ogenblikken kunt bezorgen. Nou, vergeet
het maar. Dat soort formules worden pas in ons volgend boek "De
Memoires van een Medicijnman" gepubliceerd. Daarin zullen we dan
de sterke staaltjes van AUGUSTUS WATTIMENA
- de broer van Radja FRANS 'PATOLA' WATTIMENA
- en diens cucu Radja WEINAND WATTIMENA
uit de doeken doen. Je tevens leren om, onder het uitspreken van speciale
krachttermen, met je hielen op de grond te stampen. En dat dan niet
om je naaste lief te hebben als je zelve. Nee, mensen in dit boek slaat
de "stille kracht" op het vermogen om bij de kleine criminaliteit
de daders te kunnen opsporen en ontmaskeren. Overigens kwam diefstal
tot voor kort op Ceram nauwelijks voor.
Pemali.
Pemali is een verbod - een taboe zo men wil - in de zin van: niet aanraken;
niet betreden; niet over spreken etc. Soms slaat het op religieuze zaken
(een verboden heilige plaats heet in de bahasa Makariki: MAON)
soms op het sociaal maatschappelijk gebeuren, maar in alle gevallen
met een diepere betekenis en bedoeling. Wat neemt niet weg dat het begrip
"pemali" ook in het verleden, niet altijd in de juiste proportie
en op de juiste wijze werd gebruikt. Vandaar de reactie van wijlen de
Radja van Hatu, die zei: ";Meneer, ze zeggen dat het pemali is,
doch ik denk dat het PAMALAS (luiheid) is". Naast het pemali, wat
altijd een collectief beleven is, komen er nog andere verbodsvormen
voor die hierna volgen.
Wawait.
Het is ons niet gelukt om dit woord voor jullie te vertalen, je zult het
hier dus mee moeten doen. Het wordt op Hitu (één der schiereilanden
van Ambon) gebruikt om eenPOKIS-POKIS (zwarte kunst) aan te duiden. Ontdekte
een eigenaar dat een liefhebber zich - zonder zijn toestemming - over de
klappernoten uit zijn boom had ontfermd zonder zich bekend te maken, ging
hij op zoek naar sporen van de onbekende klant. Vond hij die bij de boom,
dan nam hij wat van de grond waarin het voetspoor stond mee naar huis. Was
er geen voetspoor, geen nood, dan nam hij gewoon een stuk boomschors - of
hakte een stukje hout uit de boom - waarlangs de ongenode gast had moeten
gaan om bij de klappers te komen. Thuis gekomen liet hij in het dorp omroepen
dat hij was bestolen; inmiddels stille getuigen had verzameld en of de dief
zich maar zo snel mogelijk wilde aangeven. Mocht deze echter op geen enkele
wijze de intentie tonen om zich te melden, hij zich - tot zijn leedwezen
- genoodzaakt zag om op TOVER-TOVER over te gaan, teneinde de dief te bestraffen.
Helaas stopte onze informatie bij de laatste mededeling, zodat we niet in
staat zijn het resultaat te onthullen.
Salele.
Salele is een Moluks woord voor het begrip "cirkelen". Er bestaat
een nautische manoeuvre die men BAILELE
noemt, uitgevoerd door met een arombaai in cirkels rond te varen. SALELE
MANUSIA is een straf - voor overspel - waarbij men naakt gewikkeld
in een palmblad een schandetocht door het dorp moet maken. EenKAIN SALELE is een strak om het lichaam gewikkelde sarong, onderdeel
van de nationale klederdracht van de vrouwen. Hier betreft het een tanda
pele zoals die ook bij de sasi gebruikelijk is en daarmee dan ook vaak
wordt verward. Bijna uitsluitend toegepast bij klapper- en pinangpalmbomen,
plant men sagu- of klapperbladeren in een kring in de grond, rondom
de boom die men wenst te bewaken. Dit om aan te duiden dat het oogsten
van de vruchten van de betrokken boom niet is toegestaan. Ten overvloede
plaatst men er veelal ook nog een matakau naast.
Matakau.
Een matakau is een verbodsteken, meestal in de vorm van een dier, vervaardigd van
gaba-gaba, hout en gamutu, dat aan een in de grond gestoken stok wordt
bevestigd. Soms bouwt men er ook nog een afdakje boven. Het ding wordt
bezield middels magische handelingen en -spreuken. Dus, lang niet iedereen
kan een matakau plaatsen. Het woord zou "in het graf leggen"
betekenen, waarbij Mata dan staat voor "dood" en Kau voor
het neerleggen of afleggen van een dode. Een enkele keer gaat de matakau
gepaard met een offer van vruchten. Maar je kunt er donder op zeggen
dat er een "toverformule" op rust, een vreselijke bedreiging
aan het adres van een eventuele dief. Wie ten gevolge van een matakau
ziek wordt kan alleen door de steller worden genezen, zelf een dokter
helpt niet. Een mataku kan bij elk willekeurig te bewaken eigendom worden
geplaatst, het zal na diefstal de dader onherroepelijk ontmaskeren.
Tahawaru.
Tahawaru - ongeluk aanbrengen luidt de vertaling - is min of meer hetzelfde als
Matakau. het verschil is hoofdzakelijk de vorm. Lijkt de matakau op
één of andere binatang (beest), de tahawaru heeft duidelijk
de vormen van een mens. Het poppetje wordt gemaakt van gamutu, de zwarte
vezel van de aren-palm (ijuk). Men kleedt het aan, d.w.z. het poppetje
wordt van een cidaku voorzien en krijgt rode lapje aan de armen. Daarna
wordt het geheel, onder het prevelen van bezweringsformules, begoten
met sageru of koolwater. Net als bij de matakau, verstaan maar weinig
mensen de kunst een tahawaru te bezielen met de vereiste geheime krachten.
De tahawaru wordt vooral gebruikt om het verlorene - het gestolen goed
- terug te krijgen. Daarbij maakt het niet zoveel uit of de dief al
dan niet onbekend blijft.
Harta darah.
In vroeger tijden was, na moord of doodslag, de "bloedwraak" een veelvuldig
voorkomende zaak, zo van: "oog om oog en tand om tand". Hele families werden
op die manier met uitsterven bedreigd. Soms was er echter voor de dader
(eigenlijk een doodgewone moordenaar) toch een mogelijkheid om aan de broedwraak
te ontkomen door aan de naaste familie van het slachtoffer een zogenaamde
harta darah (bloedprijs of zoenoffer) te betalen. Nam de familie met zoiets
genoegen, vervielen de rechten om de moordenaar te vervolgen en hem het
slachtoffer achterna te zenden. Toen echter de koloniale overheid ertoe
overging een moordenaar ambtshalve te vervolgen had de adat-regel in die
zin geen betekenis meer. Het verwaterde naar een boete in geval van dood
door schuld tengevolge van een ongeval. De dader is dan verplicht totBIKIN
DAMAI (vrede stichten) met de familie van de overledene. Deze instelling
vindt je ook elders in Indonesië. Thans wordt de harta-darah-regel
ook toegepast om na overspel met de betrokken familie tot een akkoord te
komen.
Voor het overleden slachtoffer moet een DENDA (boete) betaald worden, die
er ongeveer als volgt uitziet:
1. Twee grote PINGGANG BATU (Chinese borden), symbolisch ter vervanging
van de ogen der doden
2. Eén grote bronzen gong, voor de stem
3. Negen snoeren koraalstenen kralen (elk ca. 90cm lang), voor de ingewanden
4. Negen depa (vadem=180cm) witte kain (stof)
5. Negen depa rode kain
6. Negen stuks kain-patola (lap stof met een slangendessin)
7. In sommige gevallen kreeg de Tuan Tanah nog een blok wit katoen
en een vierkante pot (fles jenever), uit hoofde van zo'n ambt als Adatbewaker
Note:
De grootte van een denda in geval van overspel is ons niet bekend.
Poso.
Poso (spreek uit: posso) is een verbod, een "taboe" dat zowel voor een
hele groep (bijv. een Soa of een Mata Rumah) als voor één
enkele persoon kan gelden. Het verbiedt onder meer het gebruik en in
aanraking komen met bepaalde voorwerpen, producten, gewassen, dieren
etc. De poso heeft, net als pemali, een reden en achtergrond. Soms zijn
beiden nog bekend, maar veelal zijn ze in de vergetelheid geraakt. De
Soa's en Mata Rumah's van Makariki maken op deze regel geen uitzondering.
We zullen ze even voor je opnoemen, zodat je in de toekomst geen pijn
in je buik meer kunt krijgen door een overtreding van de post van je
voorouders. Hier komen ze:
Mata-rumah
Wattimena en Potorow |
Ikan keluyu
(rode haai), de families mogen deze vis niet eten (zie legende migratie)
|
Mata-rumah
Wattimury |
Burung Guheba
(adelaar), de familie mag de vogel niet aanraken of eten. (achtergrond
onbekend) |
Soa Alang Mata-Rumah
Titihalawa en Titiheru |
Ikan babi (potvis,
dolfijn). Beide families mogen zo'n flipper niet een aanraken |
Mata-rumah
Titihalawa |
Ganému
(groente, blad van een struik). De familie mag deze groente niet eten
(achtergrond onbekend) |
Mata-rumah
Titiahy en Lawahery > |
Pohon-kayu
Raja (koningsboom). Beide families kunnen beter uit de buurt van de
boom blijven. hun haar valt er van uit. |
Mata-rumah
Mairima |
Morea (aal,
paling-soort). Deze familie mag niet even bij de snackbar een broodje
paling halen. Verboden. |
De enige persoonlijke poso die wij kennen is die van Radja Weinand Wattimena, namelijk de
IKAN SAKU (vissoort). De achtergrond kennen we niet.
Bambu gila.
Het spelletje "dolle bambu" behoort eigenlijk niet op deze plaats thuis.
Want, hoewel we naar de oorspronkelijke bedoeling van dit oeroude animistisch
magische ritueel slechts kunnen gissen, er is één ding
duidelijk: Het heeft niets te maken met de voorgaande onderwerpen. Omdat
echter de "spelregels" ervan ooit eens zijn genoteerd door
de Radja van Makariki, wijlen W.J.D. Wattimena, hebben we er toch maar
plaats voor ingeruimd.
Het beste zou je de bambu gila - ook wel BULU
GILA (letterlijk: gekke of bezeten bambu) - genoemd, kunnen omschrijven
als een soort dans. Een magische dans waarin een zevental mannen een
dikke, drie meter lange, bamboe stok tussen hun onder- en bovenarmen
- in de elleboog kuilen - stijf tegen het lichaam geklemd gehouden.
De dansleider, de TUAN BULUH (een man met
de nodige spirituele gaven), pleegt daarna enige manipulaties waardoor
de bambu bezield wordt. Deze raakt in beweging en sleurt, wild heen en
weer slingerend, de zeven lieden in alle richtingen mee.
De bambu die men voor de dans gebruikt is de zogeheten BULU
SUANGGI, de spook bambu. (de Latijnse naam is Bambusa Vulgaris).
Het is een sterke, vijftien tot twintig meter hoge bambu-soort. Met
een gemiddelde diameter van een centimeter of tien, een wanddikte van
één tot anderhalve centimeter en schakels (geledingen)
van 20 tot 45 cm. De benodigde stok moet niet alleen zeven van die schakels
hebben, maar bovendien aan beide uiteinden een extra stuk. Er is sprake
van een zo'n vulgair soort bambu, dat je geen enkele bovennatuurlijke
gave behoeft te hebben om er gemakkelijk tientallen te vinden. Het enige
beletsel is, dat een voor dit doel bestemde bambu natuurlijk niet op
ieder mogelijk tijdstip gekapt kan worden. Nee, volgens Radja Weinand
Wattimena komt uitsluitend de vrijdag hiervoor in aanmerking. De man
die de bambu gaat kappen, is meestal deKEPALA
BULU-GILA (het hoofd van de gekke bambu), de eerder genoemde
Tuan Buluh. Deze man moet er tijdens het kappen wel even opletten dat
zijn schaduw niet op de bambu valt, dus pleegt hij de activiteit met
de zon in zijn gezicht. Het is weliswaar geoorloofd het kappen aan het
personeel over te laten. Maar dat neemt niet weg dat hij toch lijfelijk
aanwezig zal moeten zijn om hoogst persoonlijk aanwijzingen betreffende
het te vellen object te kunnen geven.
Die aanwijzingen zijn niet gering. Om te beginnen mag de bambu niet te oud zijn, omdat
de kracht van de wierook - die men voor en tijdens het kappen moet branden
- gemakkelijk opgezogen moet kunnen worden. Vervolgens moeten, van onder
naar boven, de zeven vereiste geledingen worden afgeteld. Het is onbelangrijk
op welke hoogte met het kappen wordt begonnen, maar in de praktijk zal
dat toch wel zo dicht mogelijk bij de grond zijn. De bambu moet namelijk
het eerst aan de top op de gewenste lengte worden afgekapt en pas daarna
aan de onderkant. Het is ook nog eens zo, dat het kappen dient te geschieden
met één enkele houw. Met twee houwen is het werk dus bekeken.
Dit laatste dateert uit de snel-tijd, toen genoemde vaardigheid een
vereiste was voor een ervaren koppensneller. Het met een parang (kapmes)
schoonmaken van de schakels dient ook ter plekke te geschieden, vanaf
de onderkant (het worteleind) naar boven toe, altijd van je afslaande
en schrappende. Bovendien moet tijdens dit karweitje het ondereind van
de bambu constant naar het noorden gericht zijn en vanzelfsprekend
het topeind naar het zuiden.
Gedurende de uitvoering van de dans mogen de Tuan Buluh en zijn zeven dansers
geen schoenen dragen, geen twee of meer kledingstukken over elkaar dragen
en geen metalen voorwerpen bij zich hebben. Vooral koperen voorwerpen schijnen
uiterst storend te werken. De zeven mannen stellen zich op met het gezicht
naar het oosten, daar waar de zon opkomt. Ze nemen de bambu (een ieder tussen
twee schakels) zodanig in hun elleboogkuilen dat het worteleind zich aan
hun linkerkant bevindt en dus weer naar het noorden wijst. De Tuan Buluh
heeft inmiddels wierook in een lege klapperdop aangestoken en gaat nu de
rook hiervan aan het worteleind in de bambu blazen. Daarna sluit hij de
bambu met zijn hand af en begint fluisterend - die zeven dansers mogen hem
namelijk niet verstaan - de volgende bezweringsformule in het gat in te
spreken: "Beta minta dari sètn, tujuhpuluhtujuh setan, goyang tujuh
orang punya kaki tra sampai tanah. (Ik verzoek de duivel, zevenenzeventig
duivels, de benen van de zeven mensen zo te schudden dat ze de grond niet
meer raken). Dan loopt hij langs de bamboe naar het topeind. Onderweg houdt
hij onder ieder schakelvlak de brandende wierook.
Ook in het gat aan de topeind-zijde blaast hij de rook, sluit het met zijn
hand af en fluistert de bezweringsformule en gaat vervolgens terug naar
de noordzijde. Nu loopt hij opnieuw naar de zuidzijde, maar achter de mannen
langs.
Bij nummer één wordt de brandende wierook onder de
kont gehouden en die krijgt daarna met de vlakke hand een enorme lel op
zijn kont onder het slaken van de kreet: "HASA, BULU, HASA (landinwaarts,
bambu-stengel, landinwaarts). De kreet wordt door de zeven dansers in-spé
nageschreeuwd. Nummer twee krijgt dezelfde behandeling, met dien verstande
dat de kreet verandert in "HASA, BULU TEÏ". (landinwaarts, bambu-tei.
Bulu-tei = bambu soort met korte geleidingsdelen). Ook deze kreet wordt
door de zeven mannen herhaald. Nummer drie komt er al niet beter vanaf,
alleen mogen ze nu naschreeuwen: "GILA MATATUNU" (Volslagen dol). Bij de
vierde is het van hetzelfde laken een pak, echter met de yell: "GILA, BULU,
GILA (bezeten, bambu, bezeten). Ook de zitvlakken van de nummer vijf, zes
en zeven worden verwarmd met de brandende wierook en een ontiegelijk harde
klap, alleen ............ deze keren gebeurt dit alles zwijgend.
Andermaal keert de Tuan Bulu terug naar de noordzijde, vat het worteleind aan
en begint de bambu-stok heftig te schudden onder het roepen van "Bulu
Gila, Bulu Gila, Gila Bulu Gila". Net zolang tot er inderdaad beweging
in komt, dan laat hij de stok pas los. De bambu schudt, slingert en
beweegt zich met schokken en rukken achter de Tuan Buluh aan, ondertussen
de dansers tegen wil en dank meevoerend. De mannen kunnen - hoe graag
ze ook zouden willen - de stok onmogelijk onder controle krijgen. Wil
de Tuan Buluh de zaak extra opzwepen, dan begint hij op een tifa te slaan.
De bewegingen van de bambu worden dan nog heftiger en de deelnemers
zijn na afloop volledig "total loss".
Note:
Ook op Irian - Nieuw Guinea - komt de vertoning bij sommige stammen voor.
Op Java bestaan er ook soortgelijke bezielings-ceremoniën)
Makarikiwebdesign@2020. © L. Brauns