Staatsinrichting

Weinand Johan Dirk Wattimena


Raja Makariki

Als je je verdiept in de staatkundige opbouw van de oude Alfoerse sociale structuur, stuit je tot je verbazing op onverwachte vormen van democratie, emancipatie en dergelijke. Begrippen, waarvan je aanvankelijk zou denken dat die tot het exclusieve alleenvertoningsrecht van de westerse wereld behoren. Een feodalisme, zoals we dat kennen bij veel andere culturen - bijv. de vroegere hiërarchische verhoudingen tussen bevolking en adel - ontbrak op Ceram ten enen male. De Hoofden werden, evenals functionarissen in lage regionen, op min of meer democratische wijze gekozen. Bepalen we ons alleen tot de Wemalé-stam (het zijn tenslotte onze voorouders) dan valt op dat in tegenstelling met de meeste oosterse samenlevingen, er sprake is van een matrilineair systeem. Het geen overigens helemaal niets te maken heeft feminisme. Er bestond een vrouwelijk erfrecht, van een HARTA KAWIN (bruidsschat) was oorspronkelijk geen sprake en het openbaar ambt was toegankelijk voor vrouwen. Er trad bij tijd en wijle een LATU MAHINA, een vrouwelijke vorst op, en er zijn ook wel voorbeelden uit de lagere rangen.

De sociale organisatie was voor een groot deel gestoeld op de genealogische verwantschap en de daarmee verbandhoudende adat. En ondanks de nodige invloeden van buitenaf zoals: overheid, kerk, onderwijs en de voortschrijdende modernisering, functioneert dat systeem gedeeltelijk nog steeds. De verwantschapstructuur is opgebouwd uit een aantal eenheden waarvan het gezin, de RUMAH TANGGA, de kleinste is. (letterlijk vertaalt luidt het woord rumah-tanggah: huis met trap, doelende op het traditionele Alfoerse huis op palen, waarvan de vloer bereikbaar was via een trap, ladder of eenvoudig een schuine paal met kepen).

Tot het gezin behoorden in veel gevallen niet alleen vader, moeder en de kinderen, maar ook broers, zusters en getrouwde kinderen met aanhang. Het hoofd van een dergelijk samengesteld gezin noemde men TUAN RUMAH, Heer des Huizes. Werd de samenstelling van dien aard dat er feitelijk sprake was van meerdere gezinnen, sprak men van een RUMA TAU of MATA RUMA. (de uitgang "h" is met opzet weggelaten, omdat in de streektalen die uitgang fonetisch niet hoorbaar is. In sommige streken is de "r" van ruma vervangen door een "L" en krijgt men "Luma". Red). De woning waarin de ruma tau huisde kreeg al snel de status van stamhuis, RUMA PUSAKA, het erfgoed van de familie.

Onder de invloed van de Koninkrijken Ternate en Tidore verenigden de mondige leden der gezinnen - zowel mannen als vrouwen - van de Mata Ruma zich in een soort coöperatief verband. Een dergelijk verband bestond uit een groepje van acht ánegen personen, met als doel, het plegen van een zo efficiënt mogelijke landbouw. De coöperaties werden aangeduid met de naam DATI, naar verluidt een van oorsprong Arabisch woord met de betekenis van: belastingplichtige. Het is mede daarom onduidelijk of de "dati" een verplichte instelling was of vrijwillig werd gevormd. Het stelstel ontstond slechts in de stranddorpen die immers onder aan gemakkelijker uit te oefenen centrale van de Koninkrijken stonden dan ook zich veelvuldig verplaatsende bergdorpen. De VOC trof deze instelling in d Molukken aan en maakte er prompt een dankbaar gebruik van door het systeem aan haar eigen doeleinden aan te passen. Hierdoor werd echter de dati dé basis van het grondrechtelijke stelsel in de Molukken (zie ook hoofdstuk 15

Een aantal Mata ruma samen - in het bezit van één en dezelfde stamvader - vormden een SOA (usu-olo). Omtrent de oorsprong van het woord soa bestaat onenigheid. De ene bron zegt, het afgeleid van SOANE (baileo) en betekent dan: Groep van de Baileo. De andere beweert dat het vermoedelijk uit het Ternataans afkomstig is. Bij de Wemale-Alfoeren noemt men de groep: NURU of ook wel LUMA. Maar hoe dank ook, er werd een tot een bepaald gebied behorende groep afstammelingen in de mannelijke lijn mee bedoeld. In vaktermen heet dat een GENEALOGISCHE PATRILINIAIRE GROEP. Zulke groepen woonden bij elkaar in gehuchten, maar zijn later uit veiligheidsoverwegingen met andere - min of meer verwante - soa's overgegaan tot het stichten van dorpen. Volgens overleveringen stammen de meeste belangrijke soa's af van een heilige bron, rivier of steen en voeren dan een eretitel (Waë of Wael?) en bovendien kiezen ze dan uit hun middelen een leider, wiens functie erfelijk is.

De oorspronkelijke Soa had een dualistisch (tweeledig) karakter, waarvan één element werd gevormd door de clan van de civiele leider en het andere door de clan van de militaire leider. De civiele leider voerde de titel: LAURO USU-OLO (elders LATU NURU of gewoon KEPALA SOA). De militaire leider heette KAPITANÉ, kortweg KAPITAN. Beide functies hadden weliswaar een gelijkwaardige status ten opzichte van het welzijn der soa, maar waren onderling niet verwisselbaar. De Kapitan was uiteraard de hoofdman van de weerbare mannen, de krijgers, van de soa, doch in tijd van vrede assisteert hij de Kepala Soa bij diens taak, de beleidsvoering van de civiele zaken.

Het opperhoofd, die wij inmiddels kennen als Kepala Soa, noemde men in bepaalde streken ook wel BEBATU. Als de man alleen maar "hoofd" was zonder "opper" heette hij TUMATO LATU (tumato = mens); MUTUA ILA (de Grote Oudste. behasa Elpaputih); TAMA ELA of AYAL (de laatste twee zijn thans familienamen in Soahuku en Amahai). Makariki heeft vier Kepala Soa's en uiteraard dus ook vier Soa's. Of dat vanaf de stichting van het dorp Makariki altijd zo geweest is, is niet helemaal zeker. Dat zit als volgt:

De vier Soa's zijn:
1. Soa Waë (Wattimena Waë)
2. Soa Alang (Titihalawa)
3. Soa Latu (Titiahy)
4. Soa Wael (Wattimena kecil).


De Soa's 1 en 4 waren oorspronkelijk één eenheid waarin later een zogenaamde tweedeling plaats vond. Wanneer dat echter precies gebeurt is laat zich slechts raden. (We komen hier later op terug)
Op Ambon en de Uliassen (Haruku, Saparua en Nusa Laut) woonden de Soa's in specifieke woonwijken. Hierdoor ontstond op den duur een begripsverwarring en vereenzelfdigde men het woord Soa met "wijk", waarover een Wijkmeester de scepter zwaaide. In het huidige Makariki wonen de verschillende soa-leden gewoon door elkaar in de negorij. Of dat in de vroegere vestigingen (totaal zes locaties) ook zo was betwijfelen wij.

De derde eenheid in de maatschappelijke opbouw kennen wij als het dorp, de negeri. Voor de tweede wereldoorlog sprak men van negorij, een woord dat nu nog in de Nederlandse taal gebruikt wordt voor het begrip gehucht. Dat strookt niet met de betekenis in de Molukken waar met negorij een aantal samengevoegde gehuchten wordt bedoeld. In de streektalen had men er ook een woord voor dat, afhankelijk van de streek luidde: a) AMAN; b) HENA, respectievelijke een mannelijke- of vrouwelijke vestiging. In Makariki's taal kwamen wij alleen het mannelijk equivalent tegen: AMA = gehucht, AMANO = dorp en AMANORALO = groot dorp. Maar ook Amano in de betekenis van "landstreek", een begrip wat overeenkomt met de woorden van gelijke betekenis in ander Alfoerse talen. Vermoedelijk bestond dus dat stichten van een dorp in het begin meer uit het formeren van een federatief verband tussen gehuchten onderling dan uit daadwerkelijke realisatie van een bevolkingsconcentratie in één groot wooncentrum, alhoewel dat laatste er uiteindelijk in vele gevallen van gekomen is.

De leiding van de amano was in handen van de AMAN-UPU (elders HENA-UPU; heer van het dorp) of AMANO-PUNO. (De laatste titel wordt in Makariki nu nog gebruikt voor het oudste dati-hoofd). Later noemde men de man RAJA NEGERI, en titel die gedurende het koloniale bewind uitsluiten in het spraakgebruik van toepassing was. Dit bewind hanteerde namelijk een drietal administratieve rangen respectievelijk van hoog naar laag:
1. REGENT (bestuurder, raja)
2. PATIH (oorspronkelijk een vorstelijke titel, prins)
3. ORANG KAYA (letterlijk: rijk man). De functie kun je vergelijken met een dorpsburgemeester die tevens voorzitter is van de gemeenteraad, een bestuurslichaam waarvan op Ceram het equivalent SANIRI NEGERI heet. Het ambt was van oudsher erfelijk en daarmee hield het koloniale bestuur duidelijk rekening. Overigens is dat ook het geval met de huidige bewindhebbers.

Naast de Amano-puno duikt er in de hiërarchie een ander Heerschap op, namelijk de LATU NUSA (Raja tanah) of, zoals men hem in Makariki noemt: TUAN TANAH, de Heer van het land. Deze figuur is in het Verre Oosten ook buiten de Molukse archipel geen onbekende. Het blijft onduidelijk wanneer er voor het eerst sprake is van de functie en de daarbij behorende titel. Vele geleerden gaan er vanuit dat de man de oorspronkelijke en hoogste bestuurder van het dorp - of misschien federatie - was, maar bij het verschijnen van de Westerlingen niet rechtstreeks met de vreemdelingen wilde collaboreren en daarom een liaison officer aanstelde als tussenpersoon. De witte Heren echter, in de mening dat ze met de hoogste baas zelve aan tafel zaten, bevestigden de status en het ambt van de verbindingsman. Met gevolg dat de Tuan Tanah een aantal treden op de maatschappelijke ladder zakte. Het is leuk bedacht, maar nergens onderbouwd. Ons inziens is de redenering iets te simpel.

Er is in de verste verte geen rekening gehouden met de Ceramees zelf. Het zou namelijk betekenen dat a) de Tuan Tanah zich zonder meer bij de feiten heeft neergelegd b) zijn achterban er verder ook het zwijgen toe deed. En Gij gelooft dat? Nou, leer ze ons kennen als Ceramezen. Misschien waren ze in de 16e en 17e eeuw wel - als dominee Valentijn schrijft - simpel, maar zó simpel? Nee, daar geloven wij niets van. Die bewuste geleerden hebben kennelijk nog nooit van "beta kompetèr" gehoord. Veel meer in de lijn ligt de gedachte dat er op dit hogere niveau eveneens sprake is van dualisme zoals we dat al gezien hebben bij het Soa-bestuur de clanleiding. Dat er dus naast het civiele gezag in de vorm van de Amano-puno, een meer religieus gezag aanwezig was, vertegenwoordigd door de Tuan Tanah, die niet alleen het beheer van de gronden (eigendom van de gemeenschap) voerde, maar tevens de functie van bewaker der adat bekleedde. Dan klinkt het ook logisch als blijkt dat de Tuan Tanah bijna in alle gevallen ook het ambt van MAATOKE, beheerder van de baileo, uitoefende.

De Tuan Tanah had samen met de soa-hoofden en de Kapitans zitting in de Saniri Negeri. Trouwens, die raad had nog een aantal leden. Per Soa waren er een tweetal oudsten afgevaardigd, lieden die men in Makariki aansprak met: 1. MUUAU en/of 2. MAIRAO. De laatste raadslid noemen wij de RAJA HUTAN, Heer van het bos, in het dagelijkse leven ook wel aangesproken met KEPALA KEWAN. Op deze man komen we later nog terug. De Saniri werd geassisteerd door één of meer boden, die de titel MARINYO voerden. Deze titel was van oorsprong Portugees - MEIRINHO - en in Portugal stond dat voor "dorpsveldwachter". (De Marinyo was in dienst van de Saniri, maar geen lid. Het ambt en status zijn tot op de huidige dag in gebruik). In Makariki bestaat de Raad tegenwoordig uit de volgende leden:
KEPALA NEGERI (dorpshoofd), voorzitter, SEK-NEG (Sekretaris Negeri), secretaris. Vier Kepala Soa (Soa-hoofden), leden. Plus negen gewone leden. De Raad heeft een drietal Marinyo's tot haar beschikking.

De grootste eenheid van de in dit kader besproken opbouw - tevens de laatste - is het zogenaamde vorstendom. Er zijn er tenminste een stuk of zeven geweest, maar over er veel informatie beschikken we niet. Het komt er in het kort op neer dat een bepaalde Radja een groot of klein aantal negorijen of dorpen onder zijn gezag had weten te brengen. Bedoelde negorijen of dorpsgemeenschappen bepaalden zich wel tot één Alfoerse volksstam, wat betekent dat de gevormde staatjes bestonden uit wel of niet traceerbare verwantgroepen. In West-Ceram waren er zeker drie van dit soort staatjes. In het uiterste Westen van het hoofdeiland vond men het Rijk van het oudste Pata Siwa koningshuis SISIULU. Er behoorden 22 negorijen toe, ieder met een eigen Radja of Latu.

Door dit grote aantal dorpen kon het Rijk een, voor die dagen aanzienlijk aantal krijgers op de been brengen. Maar qua oppervlakte moest het onderdoen over het - in de ogen van de VOC - veel belangrijker Rijk van SAHULAU. Deze staat besloeg het grootste gedeelte van het woongebied der Wemalé Alfoeren. Zeg maar vanaf Elpaputih tot aan de Noordkust en werd als het ware in tweeën gedeeld door de bovenloop van de Makina-rivier. Aan beide zijden bevonden zich zes negorijen, dus twaalf in totaal, waaronder SIWALETTE, de vermoedelijke NEGERI LAMA (oude dorp, oorspronkelijke bakermat) van Makariki. De twaalf dorpen hadden ieder hun eigen vorst, waarvan er één, KATU TAUMALO) de scepter over de andere zwaaide. Het verhaal gaat dat deze "edelman" van Ternataanse bloede was. In ieder geval nam hij, goed en wel op de troon gezeten de titel KOLANO aan, veranderde zijn naam en leefde verder als: KOLANO SAHULETTE. Het resterende woongebied van Wemale Alfoeren, werd gevormd door het stroomgebied van de Waë Tala en het land tussen deze rivier en de zuidkust. In dit gebied was het Rijk van de RAJA SOMIT gelegen. Aan deze Heer waren tien negorijen onderhorig, die van hem zelf en negen andere, elk met een eigen Radja.

In het centrale bergland van Midden-Ceram, net ten oosten van de bekende berg Murkele, lag het Koninkrijk van de RAJA LILINATA, een man - zo luidt tenminste het verhaal - afkomstig van Ternate. Het Rijk bestond uit slecht vier negorijen MANUSELA, SELUMENA en het tweelingdorp MARAINE-ILELA, waarvan de bewoners afstammen van maar liefst zestig soa's. Het waren echter lang niet altijd brave borsten want bijvoorbeeld in het jaar 1800 vielen de heren met een grote horde krijgers het dorp NAMASINA binnen. Het verloop van de strijd laat zich eenvoudig raden als men kennis neemt van het feit dat Namasina sinds die escapade NEGERI ANGUS heet. Dat "negeri-angus" kun je vrij vertalen met: verschroeide aarde. Met andere woorden "de heren verbrandden het hele zooitje".

De Sima-Sima Alfoeren stichtten aan de oevers van de Taluti-baai het RIJK MANUSELA dat bestond uit een drietal vestigingen die ieder op zich met een stenen vestigingsmuur waren omgeven. De hoofdstad van het Rijk heette SOPOLESSI en de andere twee respectievelijk KOTA YAHAOLISSA en KOTA MAHU. Deze steden stonden onder de heerschappij van de vorst LATU KOHUNUSA. Om een lang verhaal kort te maken ........... "De koning is dood, lang leve de koning", de steden verdwenen en muren bleven als ruïnes achter, overwoekerd door het oerwoud. De plekken waar de steden lagen zijn "pamali" en worden als heilige plaatsen vereerd.

In het hierop volgende tijdperk ontstond het Koninkrijk TALUTI. En wat zien we, wederom drie nederzettingen t.w.

1. TALUTI
2. HATUHAHAN en
3. SEPA.

Helaas de geschiedenis herhaalde zich, weliswaar met enige wijzigingen, maar voorlopig ging dit Koninkrijk ter ziele. De hoofdstad verdween, Sepa werd een onbelangrijk dorp en 's-Rijks onderdanen behorende tot twaalf Soa's werden verstrooid over 12 negorijtjes, waarvan er thans tien aan het strand liggen en twee in het achterland.

Oostelijk van de Taluti-baai lag het LAND VAN SELAN BINAUWER, in het stroomgebied van de Waë Bobot. Het is opvallend dat hier niet van "Rijk" gesproken wordt, trouwens het Opperhoofd van deze landstreek noemde zichzelf Patih (zie hoofdstuk 4.) dat letterlijk vertaald slechts een prins in plaats van een koning oplevert. Het meest oostelijke gedeelte van het eiland herbergde het Rijk KOTA RUWA (het rijk van de Twee Steden). Welke twee steden bedoeld worden blijft duister, evenals de rest van de geschiedenis. In het betreffende gebied kwamen later meerdere federaties van dorpen voor, maar daar zullen we verder niet op ingaan.

Dit hoofdstuk zullen we afsluiten met een voorbeeld van het benoemingsbeleid der koloniale overheid in de jaren voor de twee wereldoorlog. Wij nemen hiervoor een kopie van de Staat van Dienst van Weinand Johan Dirk Wattimena, van 1895 tot 1936 Radja van Makariki.

Klik op de foto voor een vergroting
Rechts: Weinand Wattimena (Raja Makariki 1895 - 1936)
Midden: Carolina Wattimena - Simauw (Dochter van de raja van Paso)
Locatie: Veranda rumah raja in Makariki

Klik op de foto voor een vergroting
Ten behoeve van de lezers, die de Maleise taal niet - of onvoldoende - beheersen volgt hier een beknopte verklaring in het Nederlands.
De staat is in tien kolommen ingedeeld respectievelijk:
1. Naam betrokkene
2. Geboorte datum
3. Standplaats
4. Volgorde mutaties
5. Ontvangen besluiten
6. Benoemingen
7. 8. en 9. Diensttijd in jaren, maanden en dagen
10. Bijzonderheden.
Mutatie 1
Op 16-jarige leeftijd werd Weinand benoemd tot adspirant met de verplichting om m.i.v. 16-2-1895 als volontair op het Binnenlands Bestuur kantoor te Amahai zijn opleiding to dorpsbestuurder te voltooien

Mutatie 2
Vijf jaar later m.i.v. 7-3-1900 benoemd tot dorpshoofd 3e klas

Mutatie 3
in 1903 benoemd tot plaatsvervangend dorpshoofd van Rumah Sosal, een dicht bij Makariki gelegen dorp

Mutatie 4
Na 5-1/2 jaar dienst als dorpshoofd 3e klas, op Koninginnedag 31-08-1905, bevorderd tot Patih

Mutatie 5
Drie jaar later ontving hij zijn eerste tevredenheids-betuiging

Mutatie 6
Na ruim negen jaar, op Koninginnedag 31-8-1914, benoemd tot Regent met toekenning van de zivleren rotting-knop

Mutatie 7
Een kleine zes jaar later ontving hij de gouden knop

Muatie 8
Benoeming tot plaatsvervangend hoofd van de dorpen Rumah Lait en Apisano, gelegen aan de noordelijke oever van de Elpaputih-baar

Mutatie 9
Op Koninginne-dag 1923 kreeg hij een twee tevredenheids-betuiging

Mutatie 10
Derde tevredenheids-betuiging in de vorm van een wimpel voor de dorps-arombai

Mutatie 11
Uitreiking medaille "kleine zilveren ster" op Koninginnedag 31-8-1931


 


Makarikiwebdesign@2020. © L. Brauns