Pata Siwa - Pata Lima
De eenheden worden nader aangeduid door een cijfer achter te plakken waar
men overigens een bepaald systeem voor toepaste en, toevallig niet het
eenvoudigste. Integendeel, er zat een bijzondere rekenkundige - of zo
je wilt - wiskundige opzet achter waarvan de ILMU SEMBILANPULUSEMBILAN
(de 99-ste leer) deel uitmaakte. Maar de sleutel van het systeem zit 'm
in de zogenaamde tweedeling die een nieuwe eenheid vormt. Snap je Je hakt
een worst in tweeën en je hebt een "gedeelde worst", dat laatste
is opnieuw enkelvoud en dat zou je bijvoorbeeld ook wel een saucijs kunnen
noemen. Het meest eenvoudige voorbeeld is de ULI TELU of ULI TERU (Ulie
drie) omdat die grondvorm van de tweedeling is, namelijk: deel 1 plus
deel 2 = éénheid 3.
Het lijkt een grapje, maar is daarnaast ook nog eens een speling der natuur.
Kijk maar:
De éénheid is Ceram en bestaat uit deel 1: Groot Ceram het
hoofdeiland) plus deel 2: Klein Ceram (Hoamoal, het schiereiland.
Neem als éénheid Ambon, deel 1 = Hitu en deel 2 = Laitimur
Bij Haruku als éénheid is deel 1 = Boan Besi en deel 2 =
Hatu Haha
Voor Saparua als éénheid gelden de deel 1 = Hatawano en
deel 2 Honimoal
Als laatste, de éénheid Nusa Laut, met deel 1 = Inahaha
en deel 2 = Inalehu
Ga je zo'n tweedeling optellen met een andere tweedeling krijg je wederom
een nieuwe eenheid, de Uli (Pata) Lima, de Vijf-groep. Deze laatste éénheid
is tevens hét symbool van het volledige wezen MENS. De Uli Lima
éénheid is dus de som van een optelling van twee Uli's Telu,
waarvan de twee eenheden - de Uli's - zijn samen gevloeid tot de som van
de delen. Het volgende diagram verduidelijkt dat:
Ga je zo'n tweedeling optellen met een andere tweedeling krijg je wederom
een nieuwe eenheid, de Uli (Pata) Lima, de Vijf-groep. Deze laatste éénheid
is tevens hét symbool van het volledige wezen MENS. De Uli Lima
éénheid is dus de som van een optelling van twee Uli's Telu,
waarvan de twee eenheden - de Uli's - zijn samen gevloeid tot de som van
de delen. Het volgende diagram verduidelijkt dat:
Helaas is het volledige wezen PATA LIMA in zijn eentje steriel en dus
niet de meest ideale groepering. Maar ga je vervolgens een vrouwelijke
vijf samenvoegen met mannelijke vijf, dan verkrijg je de subliema PATA
SIWA , de Negen-groep, de hoogste eenheid van alle bestaande Uli's of
Pata's en Makariki's oorsprong: SIWA LETTE (top negen)
Het tweede diagram geeft het ontaan van de PATA SIWA weer:
Het is niet meer na te gaan wanneer dit soort groeperingen zijn ontstaan,
maar ze moeten ontiegelijk oud zijn. Op Ceram zijn er twee, de Negen-
en de Vijf-groep, de Pata Siwa en Pata Lima. Ook hierin dus weer een tweedeling,
een principe dat zich in beide groepen voortzet, want de groeperingen
zijn ieder op zich weer verdeeld in HITAM (zwart) en PUTIH (wit). Een
verdeling die men ook elders in Zuidoost Azië terug vindt en waar
zwart en wit het onderscheid vormen tussen de berg- en de kustbewoners.
Dat het zwart in geen geval te maken heeft met de bij sommige stammen
in zwang zijnde tovering is voor ons een ding dat zeker is. Er behoren
namelijk een aantal niet-getatueerde groepen - o.a. de mensen Sisiulu,
uit het stroomgebied van de Waé Sapalewa en die van Sahulau uit
het stroom gebied van de Waé Tala - tot de zogenaamde PATA SIWA
HITAM groep in West- Ceram.
Voor zover we weten is de tweedeling bij de Pata Lima niet duidelijk terug
te vinden, alhoewel er in bepaalde gevallen wel degelijk onderscheid wordt
gemaakt tussen de bergen en de zee (kust). Laten we het er maar op houden
dat er een verband bestaat, met het kosmologische dualisme waarin het
vrouwelijke de aarde) en het mannelijke (de hemel) soms ook in wit en
zwart worden uitgedrukt. Resumerende geeft het derde diagram onderstaand
beeld:
Dit beeld completeren we met een kaartje (zie hieronder) waarop de oorspronkelijke
woon- en verspreidingsgebieden van de genoemde groepen zijn aangegeven.
Hier behoren wel een paar aantekeningen bij te weten:
Het schiereiland Hoamoal was sedert de pacificatie anno 1656 door de Vlaming
van Oudshoorn volledig Patah (gebroken, kapot), geen inwoners, dus ook
geen Pata Siwa of Pata Lima. Maar, voordien was dat wel even anders geweest,
als we op Rumphius afgaan behoorden de meeste dorpen aan de Westzijde
tot de Pata Siwa terwijl de dorpen aan de Oostzijde tot de Pata Lima behoorden.
Het woongebied van de Pata Lima is op het kaartje niet gesplitst in zwart
en wit omdat er geen gegevens hieromtrent voorhanden zijn.
De bij Oost-Ceram aangegeven naam PATA SEHE duidt geen geheimzinnig Uli-schap
aan, maar is de locale aanduiding voor "landtong"(pata=deel, sehe=landtong)
Het westelijk deel van Ceram - het woongebied van de Pata Siwa Hitam -
was verdeeld in drie rechtsgebieden, PATAN's genoemd. Het meest westelijke
arrondissement - de PATAN ETI - besloeg een oppervlakte vanaf de landengte
naar het schiereiland in het westen tot ongeveer aan de Waé Pana,
deze rivier volgende in zuidelijke richting tot aan het verlaten dorp
Waisamu (aan de bovenloop van de Waé Nala) en vandaar terug naar
de Piru-baai even boven Kaibobo.
De grens van de PATAN TALA liep vanaf de Piru-baai naar het eerder genoemde
verlaten dorp Waisamu en daarna in een vrijwel rechte lijn naar de Waé
Mala ter plaatse van de gunung MANI, de rivier volgend tot aan de monding
van de Elpaputih-baai. De PATAN Sapalewa grensde aan beide genoemde patan,s,
terwijl haar oostgrens vanaf de berg MANI in noordelijke richting naar
Tanjung Makina aan de noordkust liep. De laatste grens was tevens de scheiding
tussen het gebied van de Pata Siwa met dat van de Pata Lima, d.w.z. er
zijn tijden geweest waarbij de ruim vier kilometer westelijker gelegen
Waé Hau als grensrivier fungeerde. Door de constante gewapende
geschillen tussen beide partijen, wees in de 17e eeuw de VOC de Waé
Hua (pinang rivier, ook wel de Waé Makina genoemd) aan als grens.
Note:
PASANEA: Het dorp ligt thans aan de Saléman-baai en behoort tot
de Pata Lima
POLONUNU: De bevolking werd verdreven en vluchtte naar Mamala op Ambon
en keerde nimmer terug;
INAMA: vertaling= Moeder/Vader. Een van de drie voorzitters werd gekozen
als hoofd-voorzitter van de gezamelijke saniri's en voerde dan de ere-titel:
LANITÉ LABAI (Hemel en aarde)
In eerder genoemde patan's werden - ieder voor zich - bestuurd door een
college van wijze mannen. In het Nederlands zou je een dergelijke instelling
betitelen als de Provinciale Raad, hier noemde men het, afhankelijk van
de Patan, WAELÉ .... (Eti, Tala of Sapalewa). De drie Raden samen
waren dus de SANIRI WAELE TELU . de Raad van de Drie Rivieren.
Om jullie een beter inzicht in de gezagsverhouding uit die antieke tijden
te geven, hebben we een soort organisatieschema gemaakt van de drie Saniri's.
Hierbij valt het op dat in plaats van de voorzitters, de radja's bovenaan
op de lijst staan, met direct daaronder de Patih's. Dat heeft natuurlijk
een reden, om te beginnen weten we - eerlijkheidshalve gezegd - niet precies
hun juiste plaats in het schema. Ten tweede, in een later stadium werden
ze door de krijgsverrichtingen van de VOC verhinderd om langer als bestuurslid
te fungeren.
De Raden vergaderden geregeld per regio, terwijl eens in de zoveel tijd
een grote algemene vergadering werd gehouden, de zogenaamde SANIRI HUTU
, waaraan alle drie de Raden als SANIRI WAELÉ TELU deelnamen. In
iedere regio beschikte men over een aantal vergaderplaatsen, wat om te
beginnen nodig was in verband met de voedselvoorziening van de deelnemers
- dus al of niet voldoende sago- of klapperdusun's - want dat waren er
honderden en die kwamen niet om te vasten.
In de tweede plaats was er verschil in het soort vergadering namelijk:
a) BICARA DI LAUT en b) BICARA DI BARAT of populair gezegd a) kletsen
aan zee en
b) kletsen op het land. Welke criteria bepaalden of er aan zee of op het
land gesproken moest worden is ons ontgaan, maar wij hebben het stiekeme
vermoeden dat daar de sociale-recreatie wel eens een rol bij kan hebben
gespeeld.
De regio Eti had twee vergaderplaatsen, één aan de monding
van de Eti-rivier en de andere bij het dorp AMARALI . In de Tala-regio
waren er maar liefst drie, de eerste aan de mond van de Tala-rivier en
de andere twee respectievelijk bij de dorpen WAELÉ en WAÉ
SARISA. In de regio SAPALEWA had; men er ook twee, waarvan de eerste natuurlijk
waar aan het strand, in dit geval de monding van de Sapalewa-rivier, gelegen
was aan de tweede bij het dorp METEN
Werd er besloten om een vergadering te beleggen en was de plaats vastgesteld,
kreeg de TUAN TANAH (Vader van het Land) van de bewuste plek opdracht
twee bomen te vellen en naar de vergaderruimte te brengen. Die ruimte
bestond uit een in het bos opgekapt stuk, waarop een rechthoek was afgepaald,
waarbinnen de gevelde bomen werden neergelegd, evenwijdig aan elkaar en
in de lijn Oost-West, met de worteleinden naar het oosten en de topeinden
naar het westen. Het op de juiste wijze plaatsen van de stammen behoorde
tot de taak van de vaandeldrager van het worteleind, de POHON BANDERA
, de SAÏLE HUWEÏ . De boomstammen verschilden beide in lengte,
er was een lange en een wat kortere, waarbij de lange stam het mannelijke
symboliseerde en de korte het vrouwelijke. Om dit duidelijker te maken,
zie schets links.
Een ander verhaal zegt, dat de lange stam als symbool van de KAKEHAN fungeerde
en de korte van de WAPULANE, twee godsdienstige genootschappen waarop
we later nog terugkomen. In de Uwen-streek gaat de istori dat de lange
stam de Pata Siwa voorstelt de korte de Pata Lima. De stammen werden,
zoals we reeds schreven, evenwijdig aan elkaar gelegd, met een tussenruimte
van twee tot drie meter, bestemd voor twee personen:
a) de PENGADU of PENGADJU - adressent, klager of promotor - en
b) de ALAMANA - speaker, woordvoerder - die ook optrad als juridisch adviseur.
Nadat de vergaderplaats was ingericht werd er drie dagen later door de
Saniri een samenkomst gehouden in de BAILEO ANAKOTA,de vergaderzaal van
de plaatselijke hogepriester. De leden werden er verwelkomd met de speech
van de KAPITAN, welke eindigde met de woorden: "SURE RA-SAÄ AI HATAI"
(morgen zitten we op de boomstam). Die woorden waren tevens het teken
om de sageru-bokalen te heffen en de festiviteiten te starten waarmee
de verdere nacht werd gevuld.
Wanneer het slechts een regiovergadering betrof, gebruikte men alleen
de lange stam - de korte bleef ongebruikt - en zaten de Saniri-leden tussen
de SAILE HUWAI en de SAILE BABUI, respectievelijk de pohon- en de Ujung
Bandera.
Betrof het echter een Saniri-Hutu, een grote vergadering van de Saniri
Waé Telu, zat Sapalewa op de meeste noordelijk (de lange) stam
en Tala op de zuidelijke (de korte). Eti zat westelijk van de andere uitgenodigde
partij, maar als zij de gastvrouw was, was haar plaats naar Sapalewa.
Vond de vergadering in de Sapalewa-regio plaats, zat de Saniri Eti naast
die van Tala op de zuidelijke korte stam.
Oostelijk van de beide boomstammen - het worteleind - zaten tijdens de
Saniri Hutu niet minder dan tien Alamané, speakers, en daar achter
de MAUWEN (priesters), Radja's en de Soa-hoofden. De Pengadu (adressant)
kwam vanuit het westen tussen de stammen staan, alwaar zich reeds één
Alamana bevond om de Pengadu in te leiden. Geheel buiten de afgepaalde
rechthoek stonden de toeschouwers, uitsluitend mannen, want vrouwen werden
bij deze vergadering niet toegelaten.
Ook de Pata Siwa Putih had een vergaderplaats, gelegen bij het dorp Hatu
Meten (zwarte steen). Het is wel jammer, maar er bestaan twee dorpen van
die naam, één gelegen aan de kust van de Tuluti-baai en
het andere een kilometer of 65 meer naar het oosten van de Zuidkust van
Oost-Ceram. Het eerste ligt binnen de grenzen van het Pata Lima gebied
en daardoor dus ook in het woongebied van de Pata Siwa Putih. Het tweede
valt daar helemaal buiten, maar welke plaats het is weten we niet, dus
laten we het maar op zijn beloop.
Volgens oude overleveringen zou in Hatu Meten vroeger een jaarlijkse grote
vergadering hebben plaats gevonden van de Pata Siwa Putih dorpen van Saparua
- de negorijen Itawaka, Ouw, Tuhaha en Ulat - en van Nua Laut - de dorpen
Ameth en Titaway - waren uitgenodigd. Er werd dan een groot feest aangericht,
waarvoor een aantal runderen werd geslacht, maar naast het eten en drinken
werd er toch ook nog gedacht aan de belangen van de Pata Siwa besteed.
Boze tongen beweren dat de naar huis terugkerende feestgangers eerst nog
even bij het dorp Sepa aankeerden, teneinde daar een kop te snellen om
daarna met dat souvenir verder naar huis te snellen. Waarom dat nu speciaal
de Sepa moest gebeuren vermeldt het verhaal niet, misschien waren het
wel de goede invasiestranden bij het dorp. Je moet je namelijk voorstellen
dat onze voorouders zich in die tijd bij voorkeur verplaatsten per KORA-KORA,
een grote oorlogsprauw, waarin zich toch al gauw tussen de dertig en veertig
gewapende krijgers bewoonden. Er zullen een stuk of wat van dat soort
vaartuigen op je strandje afkomen, bemand met uitgelaten grapjassen, op
zoek naar jouw hoofd. Voel je het gebeuren? En vind je het dan gek dat
die mensen van Sepa van vandaag nog altijd niet bijzonder gek zijn op
de jongens van Makariki. Over rancunes gesproken.
Het zal wel altijd een raadsel blijven op welk tijdstip de tweedeling
van Hitam en Putih binnen de Pata Siwa heeft plaats gevonden. Niet dat
het zo geweldig belangrijk lijkt te zijn, wat intrigeert is de vraag waarom
de Pata Siwa groep transmigreerde naar een gebied buiten het territorium
van de Pata Siwa. De tweede vraag rijst omhoog, waarom lieden die oorspronkelijk
tot de zwarte-groep behoorden, na transmigratie overgingen naar de witte-groepering?
Van deze groepen waren er namelijk meerdere die niet direct naar de kust
verhuisden. We kunnen er geen antwoord op geven, het enige wat we weten
is dat onze voorouders uit het Uwen-gebied afkomstig zijn - een uitgesproken
Pata Siwa Hitam streek - en na de stichting van de vestiging Makariki
behoorden tot de Pata Siwa Putih. In dit verband is het wel aardig om
te weten wat we laten in de NOTA VAN OVERDRACHT d.d. 22 november 1920
van de in Amahai aangestelde gezaghebber Tichelman, namelijk dat het gebied
van de Pata Siwa zich uitstrekt over de Waé Mala (eerder genoemd
als de oostelijke grens rivier), de Ruïsi, Pia en Ruata tot de Nalawaé.
Het huidige Makariki is gelegen aan de noordelijke over van het laatst
genoemde riviertje, dus binnen het hier bedoelde gebied.
Elders wordt het verspreidingsareaal van de Pata Siwa Putih omschreven
vanaf de grensrivieren Hau en Mala tot aan een denkbeeldige lijn van de
monding van de Aké; Ternate rivier naar het plaatsje HAYA op de
landtong (tanjung) aan de westzijde van de Taluti-baai. De juistheid van
dit gegeven hebben we niet kunnen verifiëren maar we weten dat in
tegenspraak hiermee, in de buurt van BESI - gelegen aan de oevers van
de Saléman-baai - een dorpje lang met de naam HOAULU SEKELIMA (seke=
pele=verbodsteken), behorende tot de Pata Lima, welks inwoners volgens
de adat een grenswacht vormden tegen de Pata Siwa.
De oostgrens van het Pata Lima gebied werd gevormd door de rivieren Aké
Ternate en de Bobot De laatste werd vroeger ook wel de Jan Kompenie-rivier
genoemd, misschien hadden de Jannen van de VOC minder prettige herinneringen
aan deze kali, of misschien net andersom. Over de Vijf-groep is niet zoveel
bekend, de gebruiken komen voor een groot gedeelte overeen met die van
de Negen-groep, met dien verstande dat hij hen 'vijf' een heilig getal
is. Dat komt tot uitdrukking in de boetes, harta's en dergelijke, die
veelal een veelvoud van vijf bedroegen. Men noemt hen wel de erfvijanden
van de Pata Siwa, maar behoudens de gebruikelijke sneltochten is er in
feite nimmer sprake geweest van een grootscheepse oorlog tussen de partijen.
Oostelijk van de lijn Aké Ternate - Waé Bobot woonde een
zooitje ongeregeld, waarmee we alleen maar bedoelen dat de bewoners van
Oost-Ceram niet georganiseerd waren in een Pata-verband. Weliswaar hebben
wij op het, bij dit hoofdstuk behorende kaartje dit gedeelte PATA SEHE
genoemd, maar dat is meer door het gevoel voor tekentechnische symmetrie.
Het is natuurlijk ook niet zo dat we die naam zelf hebben verzonnen. PATA
SEHE is de naam die de autochtone bevolking bezigt als ze dit gedeelte
van Ceram aanduidt. Sehe of SALANÉ >is in het Nederlands te vertalen
met landtong en het woord Pata met deel.
Er waren van oudsher sterke banden met Irian (Nieuw-Guinea) en de Raja
Empat eilanden - een archipel tussen Halmaheira en Irian - genoemd naar
een alliantie van Vier Koningen te weten
1. de initiatiefnemer, de Radja van Kilmuri, Tobo en Werinama (dorpen
op Ceram)
2. de Radja van Waigeo
3. de Radja van Salawati
4. Radja van Misool. >
Daarnaast had je nog de Papoease RUMBIAK-stam met bijna identieke Alfoerse
gebruiken en zeepiraten bij uitnemendheid.
Tot ver in de 19e eeuw werden er via deze lieden slaven verhandeld, uiteraard
stiekem want officieel was dat soort handel al lang verboden, alhoewel
............. er bestond nog steeds een REGISTER DER LIJFEIGENEN. Hier
en daar rees die illegale handel de pan uit, getuige een proces-verbaal
d.d. 1 september 1823 van de hand van de Gouverneur der Molukken himself,
opgemaakt ten huize van de Resident van Saparua. We hebben er het volgende
voor jullie uitgelicht:
".................. de hierna te noemen regenten van het eiland Saparua,
de welke op de hen gedane vragen ieder afzonderlijk verklaarden:
De Radja van de negorij Saparua: ........... dat de Cerammers van KILLIWARU
en andere negorijen gewoon zijn alhier handel te komen drijven en er bij
die gelegenheid vreemde inlanders ter verkoop werden ingevoerd, ......
De Patti van de negorij Tiauw, .......... dat er veeltijds Cerammers komen
van KILLIWARU, GORO en KEFFING, ...... bij welke gelegenheid zij verschreiden
vreemde inlanders invoeren en bij verkoop van de hand zetten, zoals door
hemzelve drie van die inlander zijn gekocht, waarvan er één
in het register der lijfeigenen alhier onder No. 78 folio 5, met name
RASMI, in aangetekend geworden, .........
De Radja van Sirry Sorry; ....... dat door hem van de Cerammers, met des
Residents voorkennis, vier slaven zijn gekocht, die in het register der
Lijfeigenen alhier zijn aangetekend, .........
De Radja van Booy; ............ dat hij vier van de door de Cerammers
ingevoerde vreemde inlanders met voorkennis van den Resident heeft gekocht,
....................
De Radja van Porto; ................ dat door hem, in navolging van anderen,
van de Cerammers in het jaar 1820 en 21, vijf aangevoerde vreemde inlanders
zijn gekocht, ................
De Radja van Haria; ............ dat hij met voorkennis van den Resident
in het jaar 1819 en 1822 van de in zijne negorij gekomen zijnde Cerammers,
drie vreemde inlanders heeft gekocht, waarvan de twee eerste reeds, doch
de laatsten niet geregistreerd zijn, en dat mede door zijn onderhorigen,
nagenoeg een 20-tal van die inlanders zijn gekocht, ..............
De Orang Kaya van de Islamse negorij Sirry Sorry; ................ dat
hij elf en één van zijn onderhorigen één van
de door Cerammers aangebrachte vreemde inlanders heeft gekocht, .............
De jonge Radja van Nolloth; .................... dat hij en enige inwoners
zijner negorij, van de Cerammers enige vreemde inlanders hebben gekocht,
...................
De Orang Kaya van Papéru; ...................... dat drie inwoners
zijner negorij, met voorkennis van de Resident, één der
door de Cerammers aangebrachte vreemde inlanders hebben gekocht, ........
> De Patty van Ouw; ......... dat hij met enige inlanders zijner negorij
met voorkennis van de Resident vreemde inlanders van de Cerammers heeft
gekocht, ...............
De Patty van Itawaka; ............. dat hij en enige inwoners zijner negorij
tien of meer vreemde inlanders van de Cerammers hebben gekocht in 1822,
met voorkennis van de Resident, die hun heeft voorgehouden om dezelven
niet als slaven, maar gelijk vrije mensen te beschouwen, ............
De Raja van Oelath en de Patty van Ihamahu, melden ook dat er in hun negorijen
vreemde inlanders van Cerammers waren gekocht.
Om je te troosten delen we je mee, dat de meesten van deze slaven werden
behandeld als anak-piara (aangenomen kind), en dat we hun nakomelingen
anno 1987 tegenkwamen als frank en vrije burgers van de Republik Indonesia.
Er bleken in het geheel geen rancuneuze gevoelens te bestaan ten opzichte
van de vroegere meesters.